
Het klimaat, dat ben ik. Dat was het motto van vGtO voor Het Park Vertelt. De organisatie vroeg vGtO voor ‘de aankleding’ van het (poëzie)festival in het park in Oosterbeek. Centraal zou het klimaat staan en de klimaatdichters. Maar het klimaat voor kunst en cultuur-evenementen is slecht, de corona maatregelen wurgden ook dit festival.
Wat vertelt het park? Het mensenpark met als thema klimaat? Antwoord; het klimaat, ben ik. Of beter nog in het Frans; le climat, c’est moi. Dat rijmt namelijk en doet denken aan wat de Franse koning Lodewijk de XIV zou hebben gezegd; l’etat c’est moi.
In mijn geschiedenisboek op de middelbare school ( 2de of 3de klas) stond een foto van het portret van Lodewijk XIV geschilderd door Hyacinthe Rigaud in 1701, in zwart wit. Een wuft kijkende pafferige man met een enorme haardos in een onmogelijk kapsel. Een man in een pofbroek, met een maillot, een panty, en hakschoentjes met een spits toelopende punt (pumps) ‘en profil’ en van voren getoond, met een strikje er op, voor de volledigheid. In een XXL hermelijnen mantel ondraaglijk en onnatuurlijk gedrapeerd in de compositie. Teveel van alles, bijna. Het komt nu over als spottend, spottend bedoeld, bijna.
Ik keek er heel lang naar. Flabbergasted (Engels)
Lodewijk XIV, de Zonnekoning, de man zag zich als de zon, als het middelpunt. Hij staat model voor de mens die zich boven de natuur plaatst. Dat leek een tijdje goed te gaan maar nu zijn we in het antropoceen beland. Het tijdperk waarin het Aardse klimaat en de atmosfeer de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit. En dat blijkt toch wat mindere kanten te hebben. Peter Sloterdijk – uit het land ‘von Dichter und Denker’- schrijft over de behoefte, de noodzaak, de oefening van de mens om zich te veranderen, om zichzelf te herscheppen. Het.boek heeft als titel een regel uit een gedicht van Rilke;
Du musst dein Leben ändern.

Catalogi zijn als een soort pornoboekjes Pornoboekjes van dingen die zonder veel omhaal tonen dat wat er te koop, te halen is; wat voor vlees er in de kuip zit. Vroeger verzamelden we die, nu worden ze zeldzaam vanwege het internet. En zo hadden we een boekje met zwembadbenodigdheden. Daarin stond een foto van een mobiele kleedcabine. Een absurd intrigerend object dat allerlei associaties oproept. Op de afbeelding heeft het knaloranje ding een lichtblauw gordijntje waardoor het doet denken aan een vrouw met een burka. We besloten twee van die dingen te kopen Bijna 20 jaar hebben ze in onze opslag gestaan totdat we ze een paar jaar geleden in de tuin van kunstenaar Ans Verdijk plaatsten. Tijdelijk, met het voornemen er iets mee te gaan doen, iets definitiefs. Het is er niet van gekomen. Ans belde een paar weken geleden om te vertellen dat ze de polyester kleedhokjes die door weer en wind afbrokkelden en scheurden naar de stort had gebracht. Er is nog een foto, waarop de twee een leeg gesprek voeren. Ze staan er mooi bij: niets meer aan doen. Een nooit gemaakt kunstwerk, dat toch bestaan heeft. Bijna nooit gezien, doof en stom.

De stichting Kunst in Millingen nam het initiatief, om in deze tijd van gedwongen op en afsluiting, kunstenaars uit te nodigen op z’n minst een virtueel beeld te maken in de openbare ruimte.
De kunstenaar wordt door een soort prikactie op een landkaart gekoppeld aan een plek dan wel plaats in Nederland of in het grensgebied, in Duitsland en België. (Kijk op ‘beelden op de kaart’.)
Zo kwamen wij terecht in Herzogenrath, niet ver van Heerlen in Duitsland. Goed dat Google Streetview in Duitsland verboden is maar in dit geval wel jammer. Dan maar ‘googlen’ in afbeeldingen wat vaak een vreemde mix van beelden oplevert; het kasteeltje op de heuvel, de spoorzoekers naar aanleiding van een moord, de kerken, de carnavalsvereniging, een verkeersongeluk.
En een foto van de dranksupermarkt ‘trinkgut’. Op een troosteloze plek, waarschijnlijk ergens aan de rand van het stadje op of nabij een industriezone. Een mega drankenwinkel met een nogal dubbelzinnige benaming, in het grensgebied, waar veel Nederlanders grenzeloos drank inslaan

In februari grote tekeningen van Ada Dispa in de Zijlstra Galerij. Groot en grotesk.
Het werk van Ada is moeilijk te omvatten, te omschrijven.
Zij tekent, zij krast, driftig als een dier. Het doet denken aan comics; strips met een doorlopend verhaal, verhalen van barbapapa-achtige figuren die in van alles kunnen veranderen. Veranderen in clowns, dieren, engelen en duivels die avonturen beleven zonder kop of staart. Treurig, angstig, spannend met de dood tot gevolg. Om je kapot te lachen met woorden, met titels, met kreten.
Bijvoorbeeld op de ene tekening in etalage. Je ziet twee figuren (vermomde mensen?) groot en klein. Het gaat over plankenkoorts zegt Ada. De twee staan in de coulissen, door een smalle strook kijk je in de zaal met publiek. Eén figuur is ingekleurd, dat is de recensent. Is plankenkoorts ook de titel vraag ik? Nee, die is ‘Wij zijn Gespannen en Nerveus’.
Op de andere tekening – ook op lichtdoorschijnend kalkeerpapier- zie je een meisje in een donkere kamer. Ze ligt in bed, met een soort van grote knuffel. In de deuropening staan 3 mannen in een totaal zwart kostuum. Alleen ogen neus en mond zijn zichtbaar én uit de kostuums steken rode stijve pikken. Het meisje ligt tevreden met haar vinger in de mond maar het fluor-groene wezen kijkt verschrikt.
Titel; Glow in the Dark.
Deze maand is het carnaval. Het werk van Ada is een carnaval, het is een circus van haar onnoemelijke invallen. Maar zowel carnaval als het circus hebben ook altijd iets lulligs; clowns waar je niet om kunt lachen, een gedwongen vrolijke optocht in een treurig klimaat. Gelukkig is die lulligheid door Ada lumineus verbeeld. Lumineus als in fenomenaal, licht en lichtgevend.

In de decemberexpositie van de Zijlstra Galerij (ons atelier), beelden van Ans Verdijk

Maria, Jozef en (kindeke) Jezus losgezongen van de kersttijd, lijkt het. Wie heeft er nog een stalletje bij de kerstboom? Met beelden van de Heilige Familie, de os, de ezel, de herdertjes met schaapjes.
Kunstenaar Ans Verdijk heeft die beelden en nog meer heiligen – van katholieke huize – verzamelt.
In het atelier is ze daarop grofweg los gegaan met de slijptol. De beelden zijn vernietigd, bijna vernietigd en hersteld. Bijna hersteld. Dat is wat Ans altijd en veel doet met van alles en nog wat; deconstructie en (re)constructie. Haar verbeelding is grenzeloos, soms ook mateloos en dat ook nog eens in elke discipline.
De bewerking van de religieuze beelden zou je op kunnen vatten als een commentaar maar zo eenvoudig is het niet. Het lijkt agressief maar zo is Ans niet. Het is eerder een anatomische les. Een sectie, een autopsie met een slijpschijf. Je wordt gedwongen opnieuw te kijken, te zoeken naar wat het is. Naar de inhoud van een beeld, letterlijk zelfs.
Herken ik nog Maria en heeft zij een engel op haar hoofd? En zit daar het hoofd van een jonge herder bij de non, de heilige Theresia?
